DE OPRICHTING
Op 2 mei 1970 gebeurde er een verschrikkelijk ongeluk met een door de ALM gecharterde
DC9-30 van Overseas National Airlines. Door slecht weer en daaropvolgend brandstofgebrek landde het vliegtuig op zee tussen St. Maarten en St. Croix. 23 van de 69 inzittenden verloren het leven. Waaronder stewardess Margareth Abraham, naar wie het plein voor de vertrek-en aankomsthal op Hato vernoemd is.
Dat er nog 46 overlevenden gered werden, was te danken aan de toevallige aanwezigheid van de Amerikaanse Marine. In die jaren waren er nog maar twee reddingsorganisaties actief in het gehele Caribische gebied: de USCG en de SARFA in de Bahama’s. De rest had niets, ook de ABC eilanden niet.
Daarom besloot de toenmalige Minister van Verkeer en Vervoer van de Nederlandse Antillen, sleepbootkapitein Leo Change, op 1 oktober 1970 een Opsporings-en Reddingscommissie (SAR) commissie op te richten. Door voornamelijk politieke machtsstrijd en onwil duurde het nog tot 5 mei 1976 voordat dit resulteerde in de oprichting van een SAR organisatie, de CITIZENS RESCUE ORGANISATION OF THE NETHERLANDS ANTILLES. De grote drijfveer daarachter was mede-oprichter van deze CITRO, dhr. J.M. Kooijman.
DE EERSTE JAREN TOT 1990
Vanaf de oprichting in 1976 tot 1990 moest de CITRO het zonder eigen middelen doen. De CITRO benaderde jachteigenaren met als tegenprestatie om de brandstof te vergoeden. Er werden zo’n 10 jachteigenaren gevonden, waarin vooral de heer Piet Dijk zich op indrukwekkende wijze zou manifesteren. Verder op uitstekende wijze bijgestaan door vrijwilligers zoals de heren de Haseth, Rupert Breusers, Eddie de Kort, Paul van Rijswijk, Hans Schnog, Sprockel en Joop Willems. CITRO SEA AUXILIARY was de verzamelnaam van deze jachteigenaren. Ze vroegen nooit om een brandstofvergoeding en waren zeer betrouwbaar.
Geld inzamelen en public relations bleek al gelijk een belangrijk aandachtspunt in deze periode en zal dat ook blijven. CITRO is namelijk geheel afhankelijk van donaties en fondsenwerving is dan ook een afgeleide kerntaak van de CITRO. Fundraising werd initieel onder meer gedaan middels filmavonden en later de Haringparty’s maar ook het door Joop Kooijman uitgebrachte magazine Antillean Navigator bracht relatief veel geld op. Een aanzienlijke opgave die Joop vrijwel in zijn eentje had bedacht en volbracht.
1990 TOT 2001
De periode vanaf 1991 toen een eigen reddingsboot beschikbaar kwam en de ontwikkeling van de CITRO daarna.
Het bleek mogelijk voor de CITRO om middels de Nederlandse ontwikkelingshulp een eigen reddingsboot te verkrijgen. SEDE ANTIA was namens de Nederlandse Ontwikkelingshulp belast met de verdere uitvoering.
De eerste gloednieuwe motorreddingsboot van het RIB type (Rigid inflatable) arriveerde op 18 mei 1990 aan boord van Hr.Ms. Abraham Crijnssen F816 te Curaçao. Deze boot werd kort daarop CITRO 1 gedoopt. Garage Cordia leverde een Toyota trekker met vierwielaandrijving en de boot verbleef voorlopig op de Marinebasis Parera. Na het verhelpen van een aantal “kinderziektes”, waaronder een grote schade aan de voortstuwing, was de reddingsboot in 1991 bedrijfsgereed.
In tussentijd werden via de media geïnteresseerde vrijwilligers gezocht. Een aantal haakte voortijdig af en anderen bleven de CITRO trouw. CITRO werk is vrijwillig maar niet vrijblijvend.
CITRO MEDICO
Dr. Dick Braakman heeft een medische afdeling binnen de CITRO opgericht, die gratis medische hulp middels de radio of bij noodgevallen op zee en/of Klein Curaçao veelal met succes verrichtte. Ongeveer acht huisartsen staan bij toerbeurt gereed om dag en nacht te hulp te komen.
Tweede reddingsboot. De Duitse reddingsmaatschappij “Deutsche Gesellschaft zür Rettung Schiffbrüchiger “schonk de CITRO een bijboot van een grote reddingskruiser. Deze boot werd op 13 juni 1993 door Hr.Ms. Bloys van Treslong naar Curaçao werd gebracht. Het was een kleine en zeer warme boot, maar had grote trek-kracht om te slepen en was zeer zeewaardig.
De komst van 2 KNRM reddingsboten. Op 9 september 1993 arriveerde in Curaçao het zware ladingschip DOCKEXPRESS 12 met aan boord een 750 ton zware containerkraan voor de CPS, alsmede de door de KNRM in permanente bruikleen gegeven motorreddingsboten Cornelius Zwaan voor de CITRO en de Zeeleeuw voor CITRO Bonaire.
Oprichting Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba. Bijna 20 jaar na de oprichting van de CITRO, werd op 23 januari 1996 door Minister van Defensie de heer Joris Voorhoeve de Kustwacht officieel geïnstalleerd. De CITRO was aanwezig met twee boten en vrijwilligers in oranje uniformen. Dit betekende de start van de samenwerking met de Kustwacht, die uiteindelijk de reddingscoördinatie voor haar rekening ging nemen.
Opening van het botenhuis. De vrijwilligers oefenden en redden niet alleen, maar bouwden ook aan het botenhuis, dat op 30 maart 1996 door Z.E. Gouverneur J. Saleh, tevens beschermheer van de CITRO, officieel werd geopend. Dit gebouw ligt aan het Spaanse water, waardoor de inzettijd enorm werd bekort. Lange tijd stond de boot in een garage van de Marinekazerne Suffisant, waarbij de toenmalige Commandant majoor P.J. de Vin alle steun verleende.
De ingebruikname van het botenhuis betekende ook een permanente oplossing voor het bewaren van onderdelen, die sinds 1991 waren opgeslagen in een rijdende Directiekeet van de CITRO. De PIPO wagen genoemd naar aanleiding van een soortgelijke wagen in een Nederlandse kinderprogramma. Helaas werd er uit deze wagen gestolen, terwijl die op het terrein van de Marine-Basis Parera stond.
Op 15 augustus 1997 werd het Rescue Coordination Centre (RCC) van de Koninklijke Luchtmacht op Hato overgebracht naar de Kustwacht, die op de Marinebasis Parera was ondergebracht.
Tussen de CITRO en de KUSTWACHT bestaat een schriftelijke convenant. De Kustwacht heeft drie hoofdtaken nl. Opsporing, Handhaving en Dienstverlening. De CITRO legt zich toe op SAR dienstverlening, dus assistentie en redden op zee.